vrijdag 17 juli 2015

De Muiskee



Op een Engelstalig forum werd hij al the Mousq genoemd, en ik kwam ook al de grappige benaming the Mousquito tegen, een samentrekking van mouse en Mezquita, de naam van de beroemde moskee van Cordoba. In het Nederlands kan het beestje niet anders dan de Muiskee worden gedoopt. Het voorval waaraan de rakker zijn faam te danken heeft, speelde zich overigens niet af in Cordoba, maar in Casablanca, in de plaatselijk Hassan II-moskee. De moskee was tot aan de nok toe gevuld met gelovigen toen één van de vrouwelijke aanwezigen een muis ontdekte. De muis brulde niet eens, maar de dame sloeg gillend op de vlucht en veroorzaakte daarbij zoveel paniek, dat haar voorbeeld door talloze anderen werd gevolgd. Resultaat: 81 gewonden.

Enig zoekwerk leerde me dat de onredelijke angst voor knaagdieren zemmifobie wordt genoemd. Oorspronkelijk gaat het bij deze fobie om de naakte molrat (Heterocephalus glaber) een onooglijk knaagdier, 14 tot 18 centimeter lang, met een gewicht van 30 tot 50 gram. Deze knagers leven in onderaardse gangenstelsels die ze hebben uitgegraven met hun lange tanden, gelig van kleur en vier in aantal, maar ze komen wel eens een kijkje nemen boven de grond, en hun aanblik is zo huiveringwekkend dat sommige personen er jaren later in hun dromen door worden gekweld. De molrat is tamelijk zeldzaam, komt enkel voor in Oost-Afrika, in landen als Ethiopië en Kenia, maar de fobie voor knaagdieren is van alle continenten, en blijft niet beperkt tot de molrat. Ratten, muizen, zelfs gewone mollen kunnen fobische reacties veroorzaken.

Heterocephalus Glaber
Zemmifobie is ook opgenomen in de uitputtende lijst van fobieën op de site Angstlijst en wordt daar ook verklaard als een irreële angst voor knaagdieren in het algemeen, en niet de vreeswekkende molrat in het bijzonder. Bij het lezen van de lijst val je trouwens van de ene verrassing in de andere. Sommige fobieën zijn namelijk wel erg bizar. Een aantal daarvan, zoals bijvoorbeeld alliumfobie, de angst voor knoflook, kennen we dankzij Graaf Dracula, maar had u ooit gehoord van deipnofobie, de irreële angst voor dineren of dinerconversaties, of van sesquipedalofobie (oftewel hippopotomonstrosesquippedaliofobie), de angst voor het uitspreken van lange woorden? Ik niet.

Terug naar de molrat en andere knagers. Hoe zijn zulke evolutionair fobieën te verklaren? Vanuit het oogpunt van de evolutieleer vormen fobieën namelijk een merkwaardig verschijnsel. Hoe zou een volstrekt onredelijke angst immers een voordeel kunnen opleveren in de strijd om het bestaan? Je zou denken dat een dergelijke eigenschap moeiteloos zou worden weggeselecteerd. Vaak wordt een fobie gezien als een atavistisch verschijnsel, dat wil zeggen: de angst die nu als irreëel wordt ervaren, heeft ooit een specifieke evolutionaire functie gehad. De angst voor spinnen of ratten wordt dan verklaard vanuit de gedachte dat zij ooit, als ziekteoverbrengers, verantwoordelijk waren voor epidemieën als de pest of cholera. We weten nu beter (het was niet de rat maar de vlo), maar de fobie is gebleven. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat fobieën ondanks alles toch een functie hebben.

Volgens de psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman hebben we twee manieren om besluiten te nemen, een langzame en een snelle. De langzame methode is onderworpen aan berekening en beredenering, de snelle methode lijkt geen directe aansturing vanuit het bewustzijn te hebben, volkomen 'impulsief’ te zijn. volgens Kahneman is het juist die snelle methode die evolutionair voordelen bood, bijvoorbeeld bij de vraag of we moesten vluchten of vechten. In het dagelijks leven moeten we nog steeds talloze beslissingen nemen die geen ruimte of tijd laten voor reflectie. Wellicht kunnen fobieën ons daarbij een dienst bewijzen, per slot van rekening is een fobie niet veel anders dan een onberedeneerde impuls.

Deins ik terug of toon ik me onverzettelijk? Beantwoord ik een uitdagende glimlach met een glimlach of een koele blik? Breek ik hier in of in het huis ernaast? Wat doe je? Het antwoord moet (bij wijze van spreken) al gegeven worden voordat de vraag goed en wel is gesteld. Een waarschuwing als ‘Hier waak ik’ kan voor een dief voldoende om automatisch zijn aandacht te verplaatsen. Dergelijke bordjes verwijzen meestal naar een hond, die doorgaans naast de geschreven boodschap wordt afgebeeld, zo dreigend mogelijk. Wellicht doen we er goed aan de afbeelding van de hond te vervangen door die van een molrat of een ander knaagdier. Wat in Casablanca werkt, werkt hier mogelijk ook. Het is maar een tip.





* Daniel Kahneman, Thinking fast and slow, New York, 2011