maandag 30 november 2015

Traditie, schoonheid & de geur van thee



TRADITIE, SCHOONHEID 
& DE GEUR VAN THEE


# Drie glazen melk per dag 

Sprekende over niet-alcoholhoudende dranken (over alcohol wordt hier zedig gezwegen) is thee mijn derde grote liefde. Mijn eerste liefde was melk. De reden daarvoor was Joris Driepinter, een getekend personage dat optrad in reclamefilmpje voor melk. Joris was sterk en pienter, en als men hem vroeg hoe dat kwam dan zei hij:

„Ach, moet het? Drie glazen melk per dag, dat doet het!“

Ik wilde ook graag sterk en pienter worden, dus heb ik jarenlang drie glazen mek per dag gedronken. Totdat ik geen melk meer kon zien. Het hielp trouwens ook niet: ondanks alle glazen melk, bleef ik een bleekneuzig kind met een zwakke maag.



# Kopje onder in de koffie

Mijn tweede liefde was koffie. The Dutch run on coffee, schrijven White & Boucke in hun meesterwerkje The Undutchables over de kleine en grote onhebbelijkheden van het Nederlandse volk. Voor mij leek dat op te gaan: ´s morgens, ´s middags en ´s avonds, sloten koffie dronk ik, soms wel twaalf koppen per dag. Of meer. Ik hield niet van koffie, ik was er stapeldol op: de mooiste dood, zo stelde ik me voor, was de koffieverdinkingsdood. Als je dan toch vroeg of laat het tijdelijke voor het eeuwige moest verwisselen, dan bij voorkeur ronddobberend in een gigantische beker koffie. Kopje onder in koffie. Heerlijk leek me dat.

Maar helaas begon mijn zwakke maag steeds sterker te protesteren. Ik kreeg last van slapenloosheid en als ik na zessen nog een kop koffie dronk, moest ik ´s nachts mijn bed uit om een Rennie te slikken. De huisarts zette me op koffie-dieet: niet meer dan vier koppen per dag. Uiteindelijk werden er dat drie en zelfs twee. Ik drink nu ´s morgens twee koppen koffie en daar blijft het bij.

De rest van de dag drink ik water, veel water. Maar water is natuurlijk geen goede vervanger voor koffie. Wat dan wel? Vreemd genoeg duurde het enige tijd voordat ik het antwoord vond op die vraag, terwijl dat antwoord toch voor de hand lag:


# Thee natuurlijk!

Thee lag daarom zo voor de hand, omdat het verbonden is met enkele andere grote liefdes uit mijn leven: de Britse taal en cultuur, de culturele geschiedenis van Japan, en de schrijver en Nobelprijswinnaar Yasunari Kawabata (1899 – 1972)

Over de Britse connectie kan ik kort zijn: Tea time, tea for two (and two for tea) - iemand die ooit het eilandenrijk heeft bezocht, weet wat thee doet met de Brit. Het is alles voor hem. De belangrijkste sportwedstrijden worden stilgelegd omdat de tijd voor thee is aangebroken.

Kawabata
De Japanse connectie met thee is minder bekend, toch is Japan waarschijnlijk het land met de meest complexe theeceremonieën. De Japanse theeceremonie, Chado, is een traditie waarin het drinken van thee is verheven tot een kunstvorm. In geen enkel boek komt dat beter tot uitdrukking dan Duizend Kraanvogels van mijn favoriete Japanse schrijver, Yasunari Kawabata. Hij betreurde het verval van de Japanse traditionele cultuur, die (vooral na de Tweede Wereldoorlog) werd ingewisseld voor modernisme en consumentisme. In Duizend Kraanvogels wordt de theeceremonie gebruikt als metafoor voor al het Schone dat bescherming verdient. De tedere schoonheid van het boek - het is geschreven in en subtiele, bijna breekbare stijl - leert je iets over het belang van Traditie en Schoonheid, maakt je duidelijk dat de mens niet in een historisch of cultureel vacuüm kan bestaan. En ook niet zonder die heerlijke geur van thee ...

Het beste moment voor thee is voor mij de avond. Het moet rustig zijn in huis, het liefst een beetje donker. Gedempt licht is ideaal. Japanners drinken thee het liefst in hurkzit. Dat hoeft voor mij niet, maar thee hoort wel thuis op een laag tafeltje. Mijn favoriete thee is Fennel tea ("Goed voor de maag en de stofwisseling! Helpt tegen overdadige flatulentie!") van het merk Heath & Heather. Ik haal die in de natuurwinkel in Turnhout. Het personeel kent me al: de man van de thee (en de drop, Nederlanders lusten, zoals bekend, ook graag drop).

- Speciaal voor Simha Chardon

----------

* Colin White & Laurie Boucke, The Undutchables, an observation of the Netherlands, its culture and its inhabitants, 1989

* Theeceremonie:
http://www.uchiyama.nl/ngtheeceremonie.htm

* Kawabata:
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/schrijver/kawabata-yasunari

dinsdag 24 november 2015

Zie ook onder Sophietje




Zie ook onder Sophietje

De schrijver en hoogleraar Karel van het Reve heeft op uitnodiging van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen ooit een lezing gehouden over de vraag wat een mens absoluut moet weten om voor een ontwikkeld persoon door te gaan. Hij stelde zijn collega wetenschappers voor om een boek te schrijven  waarin deze kennis zou worden opgesomd, met als titel: Zie ook onder Mozes. Mozes was volgens hem één van Bijbelse figuren die iedereen zou moeten kennen. Het lemma 'Mozes’ zou een korte typering van de betrokken persoon bevatten, plus verwijzingen van het type: zie ook onder Jezus van Nazareth. Je kunt in een beschaafd gezelschap nu eenmaal niet vragen wie die verrekte Jezus ook alweer was. Jezus moet je ook kennen. Namen als Alexander de Grote, Shakespeare of Einstein dienen ook te worden gekend, en tevens moet men iets over deze personen kunnen vertellen. Niet veel, een paar losse wijsheden volstaan. Bij de naam Einstein moet een belletje gaan rinkelen, luidend: Relativiteitstheorie! Men hoeft de theorie uiteraard niet te kunnen verklaren.

Zelf heb ik weleens rondgelopen met het plan om een verzameling aan te leggen, in boekvorm en op CD, van alle volksliedjes en klassieke Hollandse hits die een buitenlander zou moeten kennen om succesvol in de Nederlandse samenleving te kunnen integreren. Je bent pas echt Nederlander als je Berend Botje kunt zingen en weet waar de kreet Kom van dat dak af! vandaan komt. De bundel zou deel uit kunnen maken van integratiecursussen, en ik heb alvast een titel bedacht: Zie ook onder Sophietje.

Sophietje is een dame uit een liedje dat iedere Nederlander boven een bepaalde leeftijd kent. Het bestormde de hitparade in 1965, maar een kleine test wees uit dat het vijftig jaar later door leerlingen uit het middelbaar onderwijs moeiteloos wordt meegezongen:


Zij dronk ranja met een rietje 
Mijn Sophietje
Op een Amsterdams terras
Zij was Hollands als het gras
Als een molen aan een plas

Sophietje was dus zo Hollands als het gras en een molen aan een plas. Hollandser kan men niet zijn, en daarom is Sophietje ook bij uitstek geschikt om te worden verwerkt in de titel van de bundel. Om het beeld compleet te maken, dronk Sophietje ook nog ranja met een rietje. Ranja is limonadesiroop (een concentraat) aangelengd met water, een zeer zoetig drankje zonder prik. Volgens Wikipedia wordt het woord ranja alleen in Nederland gebruikt, dus niet in Vlaanderen, tenzij in de grensstreek. Ook het drankje is dus typisch Nederlands. Sophietje was blijkbaar ook heel mooi, want de zanger, Johnny Lion, heeft de hele wereld afgereisd en zag overal mooie vrouwen, maar geen van hen haalde het bij de Hollandse schone die hij uiteindelijk vlak bij huis aantrof, op een Amsterdams terras, lurkend aan haar rietje:

Ik zag meisjes in Parijs en in Turijn
In Helsinki in Londen en Berlijn
Waar ik op de wijde wereld was
Zij mochten er wel zijn
Maar de mooiste van de mooisten is Sophie
In de liefde is ze zeker een genie
Want een meisje als Sophietje
Is een lentesymphonie

Zo Hollands, en zo mooi, en toch is er iets mis met het liedje. Maar voordat we de pret gaan bederven, even iets anders: Wie was deze Johnny Lion, waarom gebruikte hij als zanger van een Nederlandstalig nummer een Engels klinkend pseudoniem, en nog belangrijker: wie was Sophietje?

Johnny Lion was het pseudoniem van ene Johnny van Leeuwenwarden (De Haag, 1941), een zanger die met zijn band The Jumping Jewels een paar Engelstalige hits had gescoord. Hij verliet de groep om een solocarrière op te bouwen. Het was de bedoeling dat hij zou uitgroeien tot het Nederlandse equivalent van Cliff Richard, maar het publiek gaf de voorkeur aan het origineel en na een paar flops probeerde Haagse Johnny het maar eens met een Nederlandstalig nummer. Het succes was overweldigend: de single was binnen enkele weken goud en stond 22 weken in de Top 40. Sophietje was opgedragen aan zijn toenmalige vriendin, het fotomodel Sophie van Kleef; zij prijkt ook op de cover van de hitsingle, ranja drinkend met een rietje.

Maar, zoals reeds opgemerkt, er is een probleem. Sophietje, het rietje en het liedje: het klinkt allemaal zo Hollands dat ik er nooit bij heb stilgestaan dat het een cover zou kunnen zijn. Toch is dat het geval: de Nederlandse tekst, van de hand van Gerrit de Braber, is een bewerking van het Zweedse Fröken Fräken, geschreven door Thore Skogman, gezongen door Sven Ingvars. De oorspronkelijke tekst gaat als volgt:

Jag har sett Miss Grekland.
Jag har sett Miss Kina.
Nästan alla världens vackra Misser har jag mött.
Och jag tyckte alla var och fina.
Men när jag kom hem till Värmland,
mötte jag en värmlandsjänta,
och hon är för mig det allra sötaste bland sött.

De tekst verwoordt hetzelfde idee: de zanger heeft Miss Griekenland en Miss China (Kina) gezien, sterker nog: hij heeft vrijwel alle missen ter wereld ontmoet, maar toen hij terugkeerde in zijn geboortestreek Värmland, ontmoette hij de mooiste van de mooisten:

Lilla söta Fröken Fräken ifrån Fryken

Dat wil zeggen: de kleine lieve fröken fräken uit het plaatsje Fryken. Fröken is natuurlijk vrouwtje, jongedame, en denkend aan ‘freckles’ is het waarschijnlijk niet zo moeilijk om fräken te herleiden tot zomersproetjes. Na ranja met een rietje, krijgen we dus een snoetje met een sproetje. De allermooiste voor Sven Ingvars is de plaatselijke Miss, een jongedame met schattige zomersproetjes. Ook de gedachte dat zij typisch is voor de streek waarin de zanger is opgegroeid keert in de tekst terug, Fröken fräken is namelijk zo blond als het ängens råg, het koren in het veld en als zij voorbijkomt, jaagt ze de hartslag van alle mannen de hoogte in.

Lilla söta fröken Fräken, ifrån Fryken,
Blev miss Värmland nu i år.
Alla värmlandspulsar slår
När hon genom staden går
Lilla söta fröken Fräken, ifrån Fryken,
Hon är blond som ängens råg
Vackrast utav alla flickorna jag såg



----------------------

* Karel van het Reve, Zie ook onder Mozes, in: Verzameld Werk, Deel 6, Van Oorschot, 2011
* Fröken Fräken: http://muzikum.eu/en/123-14978-211188/sven-ingvars/froken-fraken-lyrics.html#ixzz3sQDuzh00

vrijdag 20 november 2015

Herinneringen aan Armand




Armand van Loenhout (Eindhoven, 10 april 1946 – Eindhoven, 19 november 2015)

Een paar jaar geleden stond ik plots vlak achter hem in een boekwinkel. Ik had hem in meer dan dertig jaar niet gezien en het viel me nu pas op hoe klein hij was. Armand leerde ik kennen als jongeman en als jongeman keek je tegen hem op, omdat hij op een podium stond, of gewoon omdat je hem bewonderde. Armand was beroemd en zijn roem was blijkbaar zo groot dat zijn kleine en schrale gestalte niet opviel.

Ik kom, net als hij, uit Eindhoven maar herinner me niet dat ik hem vroeger ooit in de binnenstad ben tegengekomen. Als je hem wilde zien moest je naar De Poort van Kleef, een roemrucht café waar hij met enige regelmaat over de vloer kwam, meestal ‘s avonds laat en in het gezelschap van het nodige vrouwvolk. Zijn auto parkeerde hij gewoon voor de deur, hoewel er in de straat een streng parkeerverbod gold. Hij was doorgaans stoned maar leek nog wel in staat om te zingen, en daarom weerklonk na een tijdje de onvermijdelijke vraag, in authentiek Eindhovens:

“Hé Armand, zingt oew liedje nog ‘s.”

Dat liedje was natuurlijk ‘Ben ik te min’. Iedereen kent Armand, en iedereen kent deze  klassieker, maar vreemd genoeg is het de enige hit die hij ooit heeft gehad. Slechts één andere single haalde de Top 40, het pacifistische ‘Blommenkinders’, maar het nummer kwam niet hoger dan de negentiende plaats. Beide hits, de grote en de kleine, dateren uit hetzelfde jaar, 1967. Het succes van Armand was gigantisch, maar duurde erg kort.

Pater Verhagen
Op de middelbare school kreeg ik godsdienstles van dezelfde pater die Armand les had gegeven, Pater Verhagen, een kleurrijke augustijn die haast even beroemd was als Armand zelf. De pater dankte zijn landelijke bekendheid aan de komische dagsluitingen die hij jarenlang had uitgesproken voor radio en televisie. Het was deze pater die Armand het geld had geleend om zijn eerste gitaar te kopen. Een studiehoofd had Armand niet, zo vertelde de pater ons, maar de jongeman geloofde rotsvast in zijn grote talent, en daarom had hij hem dat geld geleend. In het leven moest je ergens in geloven, was het niet in God, dan wel in je eigen talent.

Armand was een vriendelijke, zij het wat wereldvreemde jongen. Een gesprek met hem voeren was lastig omdat hij niet alleen overtuigd was van zijn grote talent, maar ook van zijn eigen grote gelijk. Ik denk niet dat hij ooit een fout heeft toegegeven. Jaar in jaar uit probeerde hij het succes van zijn eerste hit en eerste elpee te herhalen, maar alle pogingen leden schipbreuk, buiten Eindhoven verkocht hij geen plaat meer. Verzamelelpees en -cd’s met zijn oudste werk, gingen dan weer grif over de toonbank. Armand weet het allemaal aan het publiek dat te stom was om zijn werk op waarde te schatten. Na 1967 was de wereld in slaap gevallen, hij was als enige wakker gebleven.

In feite was het natuurlijk eerder andersom. De wereld was geëvolueerd, terwijl Armand zelf was blijven stilstaan. Dat maakte hem ook uniek: andere artiesten uit die tijd schakelden over op andere genres (vaak ook zonder veel succes), maar Armand bleef de protestzanger met de onmogelijk lange, roodoranje haren die koppig bleef protesteren tegen leed en onrecht. Zijn latere platen waren doorslagjes van zijn vroege werk, alleen minder in kwaliteit. Aan het eind van zijn leven, kreeg hij dan toch weer enig succes dankzij de samenwerking met de beatgroep The Kik uit Tilburg en een ska-versie van het aloude Ben ik te Min met Let’s Quit.