maandag 29 april 2013

Van Boze en Andere Goden



Een vraag die veel mannen bezighoudt, is of de grootte belangrijk is. Does size matter? In 1998 gaven de posters voor de monsterfilm Godzilla definitief uitsluitsel: Size does matter. In mijn woonplaats  is een winkel genaamd Elvis Matters, waarin louter producten worden verkocht die iets te maken hebben met Elvis Presley: Ook Elvis is dus belangrijk. Nog belangrijker lijkt me de vraag of God er iets toe doet. Maakt het geloof in een God nu wel of niet iets uit?

Volgens in een artikel in The Huffington Post (overgenomen door Knack) zijn er aanwijzingen dat er een correlatie bestaat tussen bepaalde religieuze overtuigingen en emotionele gezondheid. Volgens de onderzoekers is het geloof in God niet zonder risico's. Geloof in een 'goede' God kan mensen troost bieden, maar mensen die geloven in een kwaadaardige, wraakzuchtige God zouden volgens het artikel vaker last hebben van social anxiety, paranoia, obsessional thinking, and compulsions. Eén van de onderzoekers, Dr. Neva Stilton, professor in de psychologie aan het Manhattan College in Marymountn verklaarde tegenover de Huffington Post desgevraagd:

"Quite simply, the notion is that belief in a benevolent God will reduce the sense that the world is threatening at the neural level, because God will protect you from harm. The angry God not only fails to provide protection, he/she may actually pose a threat of harm.”

De resultaten van het onderzoek (1) werden gepubliceerd in (de) Journal of Religion & Health, maar gaan, zo blijkt na enig speurwerk, niet terug op oorspronkelijk onderzoek, maar zijn gebaseerd op een twee jaar eerder uitgevoerde enquête onder ongeveer 1400 Amerikaanse burgers. Zoals veel met de nodige bombarie aangekondigde onderzoeken op dit terrein, lijkt het voornamelijk één ding: flut

Maar goed, wat hebben die onderzoekers nou precies gedaan? De antwoorden op de vragen uit de enquête zijn uitgesplitst over drie categorieën deelnemers: zij die geloven in een wraakzuchtige God, zij die geloven in een goede God en zij die geloven in een deïstische God (dat wil zeggen een God die de boel op zijn beloop laat). Daaruit kwam vervolgens naar voren dat de bovenvermelde ziektebeelden vaker voorkwamen bij mensen die geloven in een kwaadaardige, wraakzuchtige God, dus zo eentje die dood en verdoemenis predikt. 

Nu is een correlatie niet hetzelfde als een causaal verband. Sinds de mens is gaan roken, is de gemiddelde levensverwachting met sprongen de hoogte ingegaan, toch zouden weinigen hieruit willen afleiden dat roken blijkbaar goed is voor de gezondheid. Een geraadpleegde psychiater, Robert Koenig,  heeft zo zijn bedenkingen bij het onderzoek:

"We don't know whether it was the poorer mental health (anxiety, paranoia) that caused subjects to perceive God as punitive, or whether it was the view of God as punitive that caused the poor mental health.”

Erg bemoedigend is dat niet, althans niet voor mensen die in een kwaadaardige God geloven. Wat de psychiater zegt, komt namelijk neer op het volgende:  We weten niet zeker of iemand gestoord raakt omdat hij in een boze God gelooft, of in een boze God gelooft omdat hij niet helemaal goed bij zijn hoofd is. Daar kun je het als gelovige mee doen.

Zou het geloof in een kwaadaardige God echt voor sociale onrust, paranoia, obsessieve gedachten en dwangmatig gedrag leiden, zoals de onderzoekers denken? Het klinkt niet onlogisch. Wie opgroeit in het besef - vals of niet - dat er een Almachtige God is die over je schouder meekijkt en je vroeg of laat ter verantwoording roept voor gemaakte fouten, moet daar wel angstige gedachten aan overhouden. Ik vermoed dat godsdiensten daarom zo graag benadrukken dat God naast wraakzuchtig ook vergevingsgezind kan zijn. Op die manier ontstaat een gematigd Godsbeeld, niet louter positief, niet louter negatief. En dat geeft meteen ook het artificiële karakter aan van het onderscheid dat door de onderzoekers werd gemaakt: de meeste mensen hebben een gemengd godsbeeld. Het lijkt alsof Godsdiensten een soort compensatie inbouwen met het oog op eventueel berokkend leed: Pas op, God ziet je! Maar: Hij knijpt misschien een oogje toe. Mensen passen zich daar moeiteloos bij aan: ze leven in den vreze Gods, maar begaan zonder veel gewetenswroeging de ene zonde na de andere: uiteindelijk is God immers de kwaadste niet, en zal Hij alles wel vergeven.

Joodse humor is misschien wel het mooiste voorbeeld van het menselijke vermogen om zich met het ondraaglijke te verzoenen. Joden ontlenen hun bijzondere gevoel voor humor juist aan het idee dat de Joodse God zijn eigen mensen op allerlei mogelijke manieren dwarszit. Het oeuvre van iemand als Woody Allen lijkt een vertaling van het idee dat alle boze krachten in het universum samenspannen om zijn leven tot een martelgang te maken. Alles is voor Allen een bedreiging voor zijn gemoedsrust of gezondheid. Hij heeft zich ooit laten ontvallen dat hij zich als jongeman wilde bekeren tot het boeddhisme, om van die pesterige Joodse God af te zijn; hij bedacht zich echter toen het tot hem doordrong dat hij zou kunnen reïncarneren in de gedaante van een aardvarken, een wezen nog ellendiger dan hijzelf.

Ik weet niet of Woody Allen nog gelooft in de God van zijn jeugd. Ik vermoed dat hij dit geloof reeds als jongeman had opgegeven, maar daar gaat het in dit soort zaken niet om. Je bent een product van je opvoeding, en je opvoeding wordt deels - in veel gevallen grotendeels - bepaald door de religieuze gemeenschap waarin je wordt geboren. Vandaar dat bekeringen altijd iets kunstmatigs behouden. Hoe hard bekeerlingen ook hun best doen (en meestal willen ze zich vromer voordoen dan de paus), ze houden iets van een paard dat zich wil uitgeven voor een zebra door zich met witte en zwarte strepen te beschilderen.


Noot:
* (1) Klik voor het begin van de tekst van de onderzoekers op het oranje tekstvak (rechts) "LOOK INSIDE" - De volledige tekst kan men bestellen voor $ 39,95, dat was me wat te veel.

dinsdag 23 april 2013

Zjevke en Zjoke



Onze Vlaamse minister van Cultuur Joke Schauvliege lijkt op een blondine op wie ik als tiener een oogje had. Helaas had zij een oogje op een ander, dus het is nooit wat geworden. Maar juist daarom zijn de tedere gevoelens gebleven: de broze fantasie van de verliefdheid is niet bedorven door de harde realiteit van een relatie. Joke kan bij mij dus geen kwaad doen.

De minister heeft nog een andere eigenschap die mij vertedert: ze is het type dat in zeven sloten tegelijk loopt. Sommige vrouwen zijn het aantrekkelijkst wanneer zij een bok hebben geschoten. Als Joke tussenkomt in een conflict, loopt het steevast uit de hand. Ze vergist zich in functies, namen en gezichten en als eens het juiste gezicht aan de juiste naam weet te koppelen, spreekt ze die naam verkeerd uit. Nu was er weer de kleinkunstgroep Yevgueni die de  tijdens de Nekka-nacht in Antwerpen een speciale prijs in ontvangst mocht nemen van de minister. Yevgueni werd door Joke verhaspeld tot Zjef Geenie. Op Facebook en Twitter werd Joke onmiddellijk Zjoke.

Ik moet bekennen dat ik ook geen idee had hoe de naam Yevgueni werd uitgesproken, op zijn Russisch, Nederlands of iets daartussenin, maar ik zou in zo'n geval navraag hebben gedaan. Joke dus niet, die flapt er maar wat uit (1). Vertederend. Het deed mij een beetje denken aan de tijd dat bij de voetbalclub Feyenoord uit Rotterdam ene Ove Kindvall speelde, een Zweedse aanvaller met een spreekwoordelijk neusje voor de goal. In het Zweeds staat de K (in combinatie met sommige klinkers) voor de klank [Tsj], China wordt in het Zweeds uitgesproken als [Tsjiena] en geschreven als Kina. Het zorgt in lessen Zweeds voor beginners altijd weer voor hilariteit. In de tijd van Kindvall was er een verslaggever, Herman Kuiphof, die blijkbaar wat Zweeds kende, want terwijl ieder ander sprak van [Kiendval], sprak hij de naam uit als [Tsjiendvol]. Een komiek maakte toen van zijn naam 'Herman Tsjuiphof'.

De naam Yevgueni  is blijkbaar ontleend aan een instrumentaal nummer van Serge Gainsbourg, Evgueni Sokolov. Hoe Gainsbourg die titel uitsprak, heb ik niet kunnen achterhalen, maar ik vrees het ergste. Zelfs eenvoudige namen zoals Roger Moore worden in Frankrijk verbasterd tot Rogier Moer. De bokser Joe Frazier werd Jo Frazjee. Yevgueni is een Vlaams gezelschap met een Nederlandstalig repertoire, dus Joke had misschien wel gelijk om te spreken van Zjef. Geen van de leden van het gezelschap lijkt, afgaande op de namen, van Russische afkomst te zijn. Verder is Russisch geen taal waarvan de uitspraak als bekend mag worden verondersteld, zoals bijvoorbeeld Engels of Frans.

Wie stuit op woorden of namen van vreemde herkomst, staat telkens weer voor de keuze: vernederlandsen of niet? Journalisten gedragen zich daarbij vaak als uitvinders die niet kunnen zwijgen over hun laatste ontdekking. Ten tijde van de Olympische Spelen in Seoel (1988) ontdekten zij ter plaatse dat de naam van de stad werd uitgesproken als [Sool]. Plots begon iedere reportage met een zin waarin de plaatsnaam minstens drie keer voorkwam, uitgesproken op zijn Koreaans. Nadat de Chinezen hun plaatsnamen in pinyin presenteerden aan de buitenwereld, ontstond er een mode om te spreken van Beijing in plaats van Peking. Nanjing (blijkbaar niet bekend genoeg) bleef echter Nanking. Soms gaan mensen in hun drang om toch maar zo exotisch mogelijk over te komen, op exotische wijze de boot in: de laatste mode is om Shanghai uit te spreken als [Shan-gaai]. blijkbaar vindt men dit interessanter klinken dan Shang-haai, wat veel dichter tegen de Chinese uitspraak staat (2). 

Ook eenvoudige woorden kunnen aan dergelijke verwoestende modes ten prooi vallen. Een voorbeeld is het woord show. De gebruikelijke uitspraak was lange tijd [sjoow], wat in de buurt komt van de Engelse uitspraak, maar daar toch niet helemaal mee overeenkomt: show. In de Engelse uitspraak klink vaag een a of au door, en dit heeft geleid tot een uitspraak die dicht tegen het Duits staat: Schau. Met name Ilse van Hoecke maakte het op dit punt erg bont bij de presentatie - een aantal jaren geleden -  van de Grote Geschiedenisshow. Zoals gewoonlijk huppelde en sprong Ilse rond, van set naar set, en dat allemaal in het kader van de grote Geschiedenissjouw.


Noten:

* (1) Toch niet, blijkbaar. Volgens Joke zelf had ze geoefend:  http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20130421_00549628

* (2) Beijing is samengesteld uit bei = noord, en jing = hoofdstad: Noordelijke hoofdstad. Nan = zuid, Nanjing: Zuidelijke hoofdstad. Shanghai is samengesteld uit shang = op/aan, en hai = zee: de stad ligt aan zee.
 

zaterdag 20 april 2013

De Donkere Kant van de Storm




R.I.P. Storm Thorgerson (1944-2013)

Hij ontwierp hoezen voor groepen als Led Zeppelin, Black Sabbath, Genesis, Muse en The Cranberries, en toch vermeldden de meeste kranten of websites deze morgen dat de ontwerper van de albumcovers van Pink Floyd was overleden. Van al zijn ontwerpen, werden die voor Pink Floyd het bekendst, en van al die bekende ontwerpen, werd er één legendarisch, die voor The Dark Side of the Moon. Time kopte simpelweg: Dark Side of the Moon Artist Storm Thorgerson dead at 69. Ik heb zelf een paar keer de proef op de som genomen door te zeggen dat Storm Thorgerson was overleden.

"Wie?"
"De ontwerper van de Pink Floyd-hoezen."
"Oh die."

Thorgerson maakte aanvankelijk deel uit van Hipgnosis, een in Londen gevestigd kunstenaarscollectief dat aan het eind van de jaren zestig furore maakt. De grote LP-hoes is een dankbaar medium voor jonge kunstenaars en de ontwikkelingen in de popmuziek werken in hun voordeel. Tot aan het midden van de jaren zestig werd de platenmarkt gedomineerd door de single en waren platenhoezen tamelijk simpele aangelegenheden: de artiest liet zich fotograferen in een studio of op locatie en een grafisch kunstenaar zocht er een mooi lettertype bij. Ook The Beatles en The Rolling Stones presenteren zich aanvankelijk op deze manier op de platenmarkt. Maar met de verschuiving van single naar elpee, groeien niet alleen de afmetingen van het schijfje en de hoes, maar ook de pretenties: Peter Blake ontwerpt de hoes voor Sgt. Pepper,  Andy Warhol levert de banaan voor de eerste LP van Velvet Underground en Hipgnosis ontfermt zich over een reeks artistiekerige jonge Britse bands, waaronder Pink Floyd. 


Eén van de trucs van Thorgerson was het weglaten van de groeps- en/of albumnamen. Soms werd ter verduidelijking een sticker op het album aangebracht, maar al snel wordt ook die achterwege gelaten. Ook hier  zijn de ontwerpen voor Pink Floyd toonaangevend. Voor Umma Gumma worden de groepsleden afgebeeld op een ontwerp dat een Droste-effect nastreeft: een schilderij in een schilderij in een schilderij. De hoes van Atom Heart Mother heeft slechts een kale afbeelding van een koe. Een grap met een ander dier bracht de groep in 1977 in het avondnieuw van alle Britse radio- en TV-zenders. Voor de hoes van Animals werd een reusachtig opblaasvarken opgehangen tussen twee torens van de Londense Battersea krachtcentrale. Het varken raakte echter op drift en dreef af in de richting van Heathrow Airport en verschillende vluchten liepen daardoor vertragingen op. Een geschrokken piloot kreeg de lachers op zijn hand met een verhaal van een vliegend varken dat plots naast de cockpit opdook.

De albums werden soms aangeduid met een verwijzing naar de afbeelding in plaats van hun werkelijke titel: De Koe, Het Oor, De Brandende Man, De Driehoek. Die Driehoek was dus The Dark Side of the Moon en de driehoek was eigenlijk een prisma. Of misschien ook niet. Over de ontstaansgeschiedenis zijn heel wat verhalen de wereld ingestuurd, ook door Thorgerson zelf. Aanvankelijk beweerde hij dat hij op het idee kwam tijdens het doorbladeren van een schoolboek voor het vak fysica, maar in latere versies ging de driehoek aan het prisma vooraf. Thorgerson zou op het idee voor de hoes zijn gekomen tijdens een lichtshow, wellicht in Egypte, en de driehoek zou verwijzen naar de piramides en tevens een symbool zijn voor diepere gedachten en ambities.

Thorgeson was de hoes aan het eind van zijn leven duidelijk moe. The Dark Side begon zijn Sherlock Holmes te worden, beroemder dan de schepper zelf, en uiteindelijk een soort nagel aan diens doodskist. Sir Arthur Conan Doyle, de schepper van de beroemdste detective uit de wereldliteratuur, kon op den duur de naam Sherlock Holmes niet meer horen, maar mensen bleven smeken om meer verhalen. De schrijver Nabokov had iets dergelijks met zijn Lolita, over wie iedereen hem aansprak, maar ging er nogal filosofisch mee om. "Zij is beroemd, ik niet," zei hij eens, "Ik kan enkel dromen van de roem. En van Lolita."

Was Thorgerson een groot kunstenaar? Mijn artistieke vriend Nabokov (niet de schrijver maar de schilder) zegt in een snelle reactie dat Thorgerson te kitscherig was en te sterk uit op het gemakkelijke gewin. Van opleiding was Thorgerson overigens geen beeldend kunstenaar. Hij studeerde eerst Engels en filosofie aan de universiteit van Leicester en bezocht daarna pas de kunstacademie, waar hij zich toelegde op fotografie en film. In een gesprek met de krant De Morgen vertelde hij dat mensen volgens hem met te veel beelden worden geconfronteerd en daardoor niet weten waar ze moeten kijken. Om in die wirwar de aandacht te trekken, plaatste hij graag elementen in een vreemde omgeving. Ziekenhuisbedden op een strand, een varken tussen twee torens, of gewoon: een koe in een weiland, maar dan wel op een platenhoes. In zijn eigen woorden:

"Je gelooft niet wat je ziet. Of je gelooft het wel, maar begrijpt niet waarom. Zulke dingen nodigen uit om nog eens te kijken." (1)


Noot: 
* (1) Geciteerd door Lander Deweer, De Morgen, 20-04-2013

woensdag 17 april 2013

Katzenjammer



In de komische Britse reeks Black Books (2004-2005) speelde de bekende comédienne Tamsin Greig een personage genaamd Fran Katzenjammer. Ik heb enige tijd in de veronderstelling verkeerd dat de bedenkers van de serie deze bizarre naam hadden verzonnen. In Britse series zoals 'Allo 'Allo komen immers wel vaker grappige Duitse namen voor, of althans namen die Britten grappig vinden. Maar Katzenjammer bleek, net als Schadenfreude, een bestaand Duits woord, onvertaalbaar, en daarom letterlijk opgenomen in verschillende talen, ook het Engels. Er schijnt zelfs een Noorse punkband genaamd Katzenjammer te bestaan, louter bestaande uit jonge, wilde meiden. Dat zal wat gejammer opleveren.

Oorspronkelijk gaat het woord terug op een doordringend geluid, niet noodzakelijk kattengejammer, maar toch iets waar dat op lijkt, zoals bijvoorbeeld een nagel die over een schoolbord krast. Tegenwoordig wordt het vooral gebruikt voor een complete wanorde of (nog vaker) een buitengewoon hardnekkige kater. Katten hebben zeven levens, zoals men weet, katers gaan ook lang mee. Althans, die indruk moet Jan Fabre zo langzamerhand hebben. Maanden na de katjes verschijnt er plots weer iemand op Internet die hem aan de pijnlijke affaire herinnert. De man draagt een Guy Fawkesmasker en zegt een vertegenwoordiger te zijn van Hackers Anonymous. De boodschap liegt er niet om. In het Engels wordt Fabre toegebeten dat het collectief niet vergeet of vergeeft. Jan mag op represailles rekenen. We weten je te vinden, aldus de anonieme boodschapper.

Dat klinkt allemaal niet zo fraai. Ik hou niet van dreigementen, en zeker niet van dreigementen die anoniem worden geuit. Ik hou echter ook niet van Jan Fabre, en al evenmin van de manier waarop hij op de gebeurtenissen meent te moeten reageren. In De Morgen laat een medewerkster van Fabre (hij heeft het blijkbaar zelf zo druk met creatief zijn dat hij geen tijd heeft om de pers te woord te staan) weten dat het allemaal oude koek is, neiges d'antan. Anonymous verwijst volgens de medewerkster, Joke de Vos, naar een installatie met vogelspinnen die in december (nog voor het kattengejammer) plaatsvond. Volgens haar heeft Jan alles geregeld met Michel Vandenbosch van GAIA en heeft die organisatie laten weten dat ze zich 'volledig distantieert' van de aanval op Fabre's websites. 'We zouden graag met onze creaties in het nieuws komen en niet steeds met deze fait divers', aldus Joke. Onze creaties - bij Fabre wordt blijkbaar ook collectief gedacht.


Katzenjammer

 In een installatie genaamd Mygales attaquent la ville liet Fabre voor het oog van het publiek vogelspinnen met elkaar vechten. Om het spectaculairder te maken, plaatste hij scheermesjes rechtop in de installatie. Na aandringen van GAIA, besloot hij wat nagellak op de mesjes te spuiten, om ze minder scherp te maken. GAIA, bij monde van Michel Vandenbosch, nam daarmee geen genoegen, en liet de installatie verwijderen. Het is dus ronduit misleidend om te zeggen dat Fabre alles met GAIA heeft geregeld (hij heeft beloofd ze in het vervolg te waarschuwen indien hij iets met levende dieren wil doen, zodat ze de installatie kunnen controleren). Dat GAIA afstand neemt van de actie van de hackers, is niet meer dan logisch (per slot van rekening is hacking strafbaar), en zegt niets (positiefs) over Fabre. Ook de berichtgeving in De Morgen is doorspekt met halve waarheden. Zo meldt de krant dat Fabre werd aangevallen tijdens het joggen, terwijl men toch zou moeten dat dit verhaal de nodige twijfels opriep, onder meer bij Michel Vandenbosch, die Fabre later die dag tegen het lijf liep. Fabre zou zelfs tijdens het joggen door zeven mannen met knuppels in elkaar zijn geslagen, maar weigerde klacht neer te leggen, en zag er volgens Vandenbosch allesbehalve gehavend uit. En verder: De aanslag zou hebben plaatsgevonden in een park, op zondagmorgen. Dat wekte bij mij onmiddellijk verbazing. Zijn er dan geen tientallen getuigen? 

Je merkt aan de reactie van de medewerker van Fabre dat de men de hele ophef  rond het kattengejammer beschouwt als veel gedoe om niets, of zelfs een hetze. Ook in kranten en tijdschriften werd na verloop van tijd die kaart getrokken. De filosoof Johan Braeckman sprak van een tipping point, een verschijnsel dat blijkbaar ooit zou zijn beschreven door een Canadese schrijver: Als 30.000 mensen een boek hebben gekocht, is de kans groot dat uiteindelijk zeker 100.000 het boek zullen kopen. Eerst was één persoon tegen Fabre, toen zeer velen, en uiteindelijk vrijwel iedereen. Anders gezegd: men kakelde elkaar maar wat na. Ook werd de vraag gesteld of het allemaal wel zo erg was wat Fabre had gedaan. Op dezelfde dag dat de katjes de lucht in werden gegooid, werden duizenden schapen zonder verdoving gekeeld voor een religieus feest, zo benadrukte de auteur Jan Desmet, en was dat niet veel erger? Verder werd in diverse artikelen (Desmet deed overigens vrolijk mee) een poging ondernomen om het verzet tegen de moderne kunst van Fabre af te doen als 'populistisch' (het modewoord van onze tijd), iets van simpele zielen die jaloers zij op de grote kunstenaar Jan Fabre.

Zij die het verzet tegen Fabre en moderne kunst afdoen als platvloers en populistisch, hebben blijkbaar nooit gehoord van de onlangs overleden kunstcriticus Robert Hughes (Nee, niet Howard, Robert), die een ware kruistocht heeft gevoerd tegen wat hij zag als namaakkunst, pure rommel, of de Franse filosoof André Comte-Sponville, die de knuppel in het hoederhok gooide met artikelen en lezingen waarin hij vernietigend uithaalde naar de door hem verachte l'art contemporain. Blijkbaar hebben ze ook nooit gehoord van Michel Onfray en diens bestseller Faut-il brûler l'art contemporain? 

De kritiek van iemand als Jan Desmet is lastiger te weerleggen. Voor een deel is wat hij zegt namelijk juist. Ja, er bestaat erger dierenleed, ook in de Zoo die Fabre plots de toegang tot het terrein ontzegde. En ja, het kelen van schapen zonder verdoving is vele malen erger dan het opgooien van katjes. Men kan ophef rond een misstand echter niet wegwuiven door te verwijzen naar een nog veel grotere misstand. Geen misstand is zo groot of er bestaat wel een grotere.  Als men op die manier redeneert, kan men op den duur nog slechts één misstand aanpakken: de allergrootste. Zolang die niet is aangepakt, mogen alle andere misstanden gewoon blijven bestaan.

Protest tegen dierenleed is en blijft nodig, zo blijkt ook uit de reacties van Fabre en zijn medewerkers. Figuren als Fabre die hun werk en vooral zichzelf oneindig ver boven enig leed van levende wezens verheven voelen, zullen uit zichzelf nooit trachten dergelijk leed te vermijden: ze zullen er toe moeten worden gedwongen. Dieren bevinden zich in een kwetsbare positie, ze kunnen zelf geen klacht neerleggen, enkel krijsen, voor officieel verzet zijn ze op ons aangewezen. Tot diep in de jaren zeventig, werden paarden en andere dieren straffeloos gekweld in westerns en andere actiefilms. Bij het filmen van They died with their boots on (1941) lieten tientallen paarden het leven, in Pat Garret & Billy the Kid (1973) werden kippen tot aan hun nek ingegraven en vervolgens met vuurwapens onthoofd. Tegenwoordig lees je op de aftiteling vaak het zinnetje: No animals were hurt in the making of this film. Allemaal dankzij het feit dat er ooit dierenbeschermers waren, die kunstenaars tot de orde riepen.