woensdag 26 juni 2013

Geen Carnaval voor de Capibara




De foto hierboven is niet getrukeerd, het huisdier is geen cavia, maar een capibara, het grootste knaagdier ter wereld. De capibara en de cavia zijn overigens wel verwant, op de manier waarop onze huispoezen en tijgers aan elkaar verwant zijn: zo'n 3000 jaar geleden begonnen de Inca's met de domesticatie van knaagdieren, en dat proces mondde uiteindelijk uit in de cavia. Eén van de oogmerken van domesticatie is namelijk verkleining: ook bij de katten leken die grote soorten immers minder geschikt om in huis te houden, vandaar dat onze poezen meer op mensenmaat zijn afgestemd. In de zestiende eeuw werd door de Katholieke kerk bepaald dat capibara's vissen waren, blijkbaar omdat ze uitstekende zwemmers zijn en een groot deel van hun leven in het water doorbrengen. Dat betekende dat op vrijdag en tijdens de vastentijd,  als het eten van vlees verboden was, de capibara op het menu mocht worden gezet.

Jongeren zegt het natuurlijk niets: de vrijdagse viskraam, maar mensen van mijn leeftijd veren wellicht op bij het lezen van de term. Op vrijdag was volgens de katholieke kerk het eten van vlees verboden, en dus stond op die dag de viskraam in het dorp. Het vrijdagvasten schijnt een afgeleide te zijn van het oorspronkelijk Joodse gebruik om twee dagen per week te vasten. Bij de Joden waren die twee dagen een verwijzing naar grote gebeurtenissen in de geschiedenis van het Joodse Volk, zoals de Grote Verzoendag (Yom Kippoer). De katholieke kerk koos voor de woensdag en de vrijdag, in plaats van de Joodse maandag en donderdag. De woensdag zou verwijzen naar het verraad van Judas, de vrijdag naar het lijden van Christus. De woensdag kwam uiteindelijk te vervallen als vastendag, waarna alleen de vrijdag overbleef. Vasten betekende: geen vlees eten, carne vale (letterlijk Vaarwel Vlees); de term carnaval heeft dezelfde linguïstische wortels, het was immers van oorsprong het feest van de vooravond van het grote carne vale, de vastentijd.

Ik een vis ... proest!
De katholieke kerk hield tot diep in de twintigste eeuw vast aan het vrijdagse vasten. Op die dag was het katholieken verboden om op vrijdag vlees te eten van 'dieren van het land' (die onhandige omschrijving om vissen aan te duiden, is de capibara blijkbaar fataal geworden). In Nederland werd in Nederland het verbod pas tijdens de landelijke bisschoppenconferentie van 1989 opgeheven. Officieel werd toen besloten dat de gelovige aan de plicht tot onthouding op vrijdag kon voldoen door zich in eten en drinken, in roken of in andere genoegens duidelijk te beperken, een tekst waar je alle kanten mee uitkunt, en dat zal ook wel de bedoeling geweest zijn. In elk geval hoefde de gelovige vlees niet meer te laten staan. In de praktijk was het vrijdagvasten voor de gemiddelde gelovige in 1989 overigens al een vrome herinnering geworden. Ergens in de loop van de woelige jaren zestig moet de wekelijkse vastendag in onbruik zijn geraakt. In het katholicisme liepen de volgelingen voor de leiding uit. Op sommige plaatsen wordt 'vrijdag visdag' nog wel in ere gehouden, maar uit vrije wil, en niet om religieuze redenen.

Je zou denken dat de capibara zijn voordeel heeft gedaan met deze ommekeer in het geloofsleven. Carnaval voor de capibara! Helaas, het dier staat inmiddels op de lijst met bedreigde diersoorten, naast zijn vlees, is van oudsher immers ook zijn bont zeer gewild. De mens lijkt hier ongewild te slagen in iets wat hem elders ondanks grote inspanningen niet wil lukken: het uitroeien van een knaagdier. Enorme bedragen worden immers uitgegeven aan de bestrijding van muizen en (vooral) ratten, en levert allemaal weinig op. Ratten zijn van oudsher onze erfvijand: Volgens Richard Dawkins waren ze in het tweede millennium verantwoordelijk voor meer menselijke doden dan alle oorlogen en revoluties tezamen. Vandaag de dag zijn ze nog steeds rampzalig voor onze graanschuren (naar schatting gaat 5-10% van de voorraden verloren) en gezondheid. We haten ze, maar ze zijn niet kapot te krijgen. Net als bijvoorbeeld kakkerlakken, worden ze in staat geacht een atoomramp te overleven. Op termijn zouden ze dus onze plaats kunnen innemen. 

Er zijn al diverse romans geschreven over dit toekomstbeeld, en ook biologen hebben zich al aan dystopische beschrijvingen gewaagd. Wellicht zou het broeder rat vergaan zoals het ons verging nadat plotse klimatologische veranderingen (vermoedelijk ten gevolge van een meteorietinslag) een einde hadden gemaakt aan de dominantie van de dinosaurussen, de soort die onze ontwikkeling in de weg zat. We waren in die tijd ongeveer zo klein als muizen, maar binnen 5 miljoen jaar krioelde de aardbol van nakomelingen in allerlei soorten en maten: het zoogdier had de aarde overgenomen. Er waren planteneters, vleeseters en alleseters, jagers en gejaagden. En één tak zou uitgroeien tot de mens. Nadat wij onszelf zullen hebben uitgeroeid, zullen ratten, muizen en kakkerlakken zich stormachtig kunnen ontwikkelen; opgevoerde mutatiesnelheden zullen zorgen voor een versnelde evolutie, die door geen enkele concurrerende diersoort kan worden afgeremd. 

Op dit punt zullen de nieuwe heersers op aarde een cruciale fase ingaan: wie anderen heeft overleefd, moet vervolgens immers ook zichzelf overleven: catastrofes worden doorgaans gevolgd door bevolkingsexplosies, maar bevolkingsexplosies vervolgens weer door catastrofes, en complete uitsterving kan daar het gevolg van zijn. Er zou een genadeloze strijd om het bestaan uitbreken tussen de meest succesvolle varianten, minder geslaagde mutaties zouden meedogenloos worden weggeconcurreerd. Maar als men deze flessenhals eenmaal is gepasseerd, en een evenwicht is gevonden, zal niets de overlevende soorten nog in de weg staan. Plantenetende reuzeratten zullen de Afrikaanse steppen en Noord-Europese grasvlakten bevolken, en worden belaagd door carnivore ratten met gruwelijke hoektanden. En na verloop van een lange, lange tijd, zal er wellicht een rationele rattensoort ontstaan, die boeken schrijft, goden verzint en massavernietigingswapens ontwerpt.  

Vrijdag ... Kaasdag!

Literatuur:

* Richard Dawkins,  An Ancester Tale. A Pilgimage to the Dawn of Life, Weidenfeld & Nickolson, 2004

* Maarten 't Hart, Ratten, De Arbeiderspers, 1973

woensdag 19 juni 2013

De Lamme en de Blinde



Vrijheid - Blijheid - Islam - Hoofddoek
Hoe staat het ermee?
Een tussenbalans


Het verhaal wil dat Patrick Janssens de verkiezingen heeft verloren omdat de Antwerpse moslims niet massaal op hem stemden, terwijl Hollande de verkiezingen won omdat de Franse moslims wel massaal op hem stemden. Janssens werd door veel moslims vereenzelvigd met het zogenaamde hoofddoekenverbod vandaar dat snel na de rampzalig verlopen verkiezingen een koerswijziging werd aangekondigd: voor de socialisten was de hoofddoek niet langer een probleem. De allochtone stem kan beslissen over winst of verlies, dus moet de allochtone kiezer het hof worden gemaakt. Daar mogen best een paar basisprincipes voor opzij worden gezet.


I - De wereld in huis

De beslissing in Gent om in het vervolg toe te staan dat een ambtenaar in contacten met de burger opvallende religieuze kenmerken draagt, werd gekozen op een moment dat in vrijwel de gehele islamitische wereld het fundamentalisme aan invloed wint. Het wordt steeds duidelijker dat de Arabische lente is gekaapt  door fundamentalistische krachten, in Turkije worden protesten tegen de verregaande islamisering van de samenleving met geweld de kop ingedrukt, in Syrië worden door religieuze fanatici op straat mensen onthoofd. Nu  kun je zeggen: Ja, maar wat hebben wij, of de mensen in Gent, met die zaken te maken? We hoeven bij onze beslissingen toch geen rekening te houden met wat elders in de wereld gebeurt? Er zijn echter minstens twee goede redenen om dat wel te doen.

De eerste reden hangt samen met het gegeven dat er eigenlijk geen regionale conflicten meer bestaan, althans niet in onze conceptie. Een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse omroep NCRV wees uit dat 75% van de Nederlandse moslims van mening is dat de zogenaamde Syrië-gangers helden zijn. De nieuwe media brengen de conflicten bij u thuis: de wereld is een huiskamer geworden. De extremisten die deze Syrië-gangers ronselen, praten ook over landsgrenzen heen: Afghanistan, Irak, Palestina en andere brandhaarden worden gebruikt om jonge moslims op te hitsen: Zie eens hoe je geloofsgenoten worden vernederd. Doe er wat aan. Die oproepen, en de jongeren die er gehoor aan geven, maken duidelijk dat voor moslims de geloofsgemeenschap (Umma - امة) belangrijker is dan de staatkundige gemeenschap waartoe ze behoren: men is eerst en vooral moslim, dan pas Belg, Nederlander of Brit. Daar zullen we rekening mee moeten houden.

De tweede reden hangt samen met het bewuste kledingstuk, de hoofddoek of hidjab (حجاب). Veel moslima's dragen die omdat ze denken dat het een religieuze verplichting is. In de belangrijkste koranteksten waarnaar doorgaans verwezen wordt, soera an-noer:31 en soera al-azhab:59, komt het woord hidjab niet voor. De vrouwen worden gevraagd om hun geslachtsdelen en borsten te bedekken; de plicht dat de kleding het hoofd zou moeten bedekken, is een latere uitleg, gedaan door conservatieve schriftuitleggers. In de meeste islamitische landen die op weg waren naar de moderniteit, was de hoofddoek grotendeels uit het straatbeeld verdwenen, maar na de islamitische revolutie van '79 in Iran, die in de hele islamitische wereld een conservatieve reflex veroorzaakte, begon het kledingstuk aan een comeback. Als men er dus een symbool in wil zien, is het voornamelijk een symbool van de fundamentalistische islam, een teken dat men de moderniteit afwijst.

II - De straat het strijdtoneel

Het uiterlijk van de vrouw heeft altijd voor problemen gezorgd binnen de Abrahamistische godsdiensten, niet alleen in de islam. De apostel Paulus is de volgende mening toegedaan (I Korinthiërs 11-5):

"Iedere vrouw brengt schande over haar hoofd wanneer zij blootshoofds bidt of profeteert (...)"

Met name in de Middeleeuwen nam de obsessie met de vrouwelijke seksualiteit beangstigende vormen aan. De vrouw werd gezien als een duivelse verleidster met een onverzadigbare seksuele honger. Heksen gingen de brandstapel op en vrouwelijke kenmerken zoals de haren en de ronde vormen moesten aan het oog worden onttrokken. Tot aan het Tweede Vaticaans Concilie was het vrouwen verplicht hoofdbedekking te dragen in een katholieke kerk, pas toen werd een einde gemaakt aan die postsierlijke toestand. Het wordt tijd dat de Islam ook een einde maakt aan deze nonsens. Het roer moet om, de islam moet vooruit, mee in de vaart der volkeren. Helaas gaat de islam in sneltreinvaart achteruit, terug naar de Middeleeuwen.

De opmars van de conservatieve islam is een mondiaal verschijnsel waar ook België niet aan ontsnapt. De strijd die in de straten van Damascus, Kaboel of Istanboel wordt uitgevochten, wordt ook bij ons uitgevochten, zij het voorlopig gelukkig met andere middelen. Het streven van de conservatieve islam is daarbij gericht tegen integratie en voor segregatie: alles wordt gedaan om de groep af te schermen, om de afvallige schaapjes binnen de kudde te houden. De hoofddoek speelt in dat proces een sleutelrol, is zowel middel als doel. Een vriendin van me, van Marokkaanse afkomst, wilde haar drie jonge dochters Arabisch laten volgen, kon dat ergens in ons provinciestadje? Dat kon, maar de dochters waren er alleen welkom met hoofddoek. Dat had mijn vriendin er niet voor over, maar hoeveel vrouwen weten aan die druk te weerstaan? En van wie krijgen zij steun?


III - De lamme en de blinde

Je zou verwachten dat vrijgevochten moslima's hun zusters zouden aansporen om zich eveneens vrij te vechten, maar vaak is het tegendeel waar. De bekendste smoes die wordt aangevoerd is daarbij dat 'die meisjes' zelf kiezen voor de hoofddoek en dat die hun bewegingsvrijheid vergroot. Het gegeven dat de hoofddoek de bewegingsvrijheid van deze meisjes vergroot, bewijst echter juist hoe groot de druk is om deze doek te dragen: wie niet meedoet, wordt in haar bewegingsvrijheid beknot. Naar schatting krijgt zo'n zestig procent van de in ons land levende moslima's vroeg of laat te maken met druk om de hoofddoek te dragen. Van wie krijgen zij steun?  Tekenend bij dit alles is dat iemand als Bruno Tobback over dit soort zaken niet eens wenst te debatteren met een met zijn partij sympathiserende denker als Etienne Vermeersch. Zoals Vermeersch zegt: Tobback weet dat hij geen been heeft om op te staan, en laat het debat daarom liever over aan een intellectueel reeds afgebrande figuur als Bert Anciaux.

De houding van vrijgevochten moslima's kan men zich nog indenken vanuit een (misplaatst) gevoel van saamhorigheid; de roep om solidariteit met de eigen groep klinkt binnen de Islam zeer luid en moslims blijven er vaak gevoelig voor, ook al hebben ze het geloof grotendeels achter zich gelaten. De band tussen het moslimfundamentalisme en extreemlinks - die alom wordt vastgesteld - is om verschillende redenen eveneens goed verklaarbaar: men heeft immers een gemeenschappelijke vijand en verder is de islam voor extreemlinks een goudmijn: het marxisme was teruggedrongen in een marginale rol, het verzet vanuit de bevolking tegen de islam (dat steevast als racisme wordt uitgelegd) heeft het marxisme een nieuwe levenslijn geboden. De lamme zoekt steun bij de blinde. Maar waar komt de steun vanuit andere hoek vandaan?

Moslims kunnen rekenen op steun vanuit christelijke hoek omdat ze religieus zijn, vanuit socialistische hoek omdat ze kansarm zijn, en vanuit liberale hoek omdat liberalen mensen nu eenmaal zo veel mogelijk vrijheid willen laten. Goed, maar men zou zeggen: als je dan toch per se steun wilt uitspreken, geef dan steun aan een op integratie en modernisering gerichte, en niet de op segregatie en conservatisme gerichte islam. Het tegendeel lijkt echter het streven: hoe gekker een moslim het maakt, hoe meer bijval hij krijgt. Door moslims over te leveren aan de conservatieven en fundamentalisten maakt men ze enkel kansarmer, en het heeft ook weinig zin om te zeggen dat men de keuzevrijheid van moslims verdedigt: vrijheid kan pas genoten worden indien de dwang van een ideologie of religie wordt weggenomen. Onder dwang kan men nu eenmaal niet uit vrijheid kiezen. 

Wie zich in kleding en gedrag nadrukkelijk onderscheidt van de rest van de bevolking, zondert zich af, en valt uiteindelijk buiten de maatschappelijke boot. Vrijwillige gettovorming noemt men dat, en het probleem valt niet te onderschatten. Het is nuttig om hierbij even naar de Joden te kijken. Bij de Joden is de op zichzelf terug geplooide groep relatief klein, maar je herkent ze direct aan hun kleding en ze staan vrijwel geheel buiten de maatschappij, leven in hun eigen kleine wereldje en cirkeltje. Binnen de Islam dreigt de groep die terugplooit op zichzelf groter en groter te worden; daar komt bij dat de islamitische gemeenschap als zodanig reeds veel groter is dan de Joodse, en minder welvarend: de Joden doen nauwelijks een beroep op de sociale wetgeving en houden ook hun jongeren in toom. De Joden zijn blijkbaar bereid om de prijs voor segregatie te betalen, en kunnen zich die - in letterlijke  zin - ook veroorloven.

 IV - De moeder van alle maatregelen

Iemand als Yasmine Kherbache (Sp.a) stelt dat de integratie heeft gefaald. Haar Nederlandse collega Lodewijk Asscher (PvdA, te vergelijken met de Sp.a) is het daarmee eens, maar de twee trekken tegenovergestelde conclusies. Asscher zegt: de integratie heeft gefaald, er is zelfs sprake van achteruitgang, op deze manier gaat het niet, we moeten nu een duidelijke normen gaan stellen. Als je Kherbache leest, merk je dat zij hetzelfde beleid - dat dus heeft gefaald - gewoon wil voortzetten, het bij voorkeur nog wil uitbreiden.

Het grote probleem is dat wij de verkeerde immigranten aantrekken. Zelfs de Britse Queen maakt in een toespraak duidelijk dat het anders moet: we moeten volgens haar immigranten aantrekken die iets aan de samenleving kunnen toevoegen. Onze grote aantrekkingskracht is het sociale stelsel, het sociale vangnet; de overgrote meerderheid van de immigranten die wij aantrekken, worden juist daardoor gelokt. We trekken de verkeerde immigranten aan, immigranten die moeilijk in onze maatschappij integreren en daardoor weinig kansen hebben; door ze verder in de handen te drijven van de conservatieve, op segregatie gerichte islam, maken we ze enkel nog kansarmer. In Nederland blijkt uit een onderzoek dat de meerderheid van de bevolking de islam spuugzat is. De vraagstelling was wat tendentieus, dus misschien geven de cijfers een wat al te ongunstig beeld, maar dat de situatie niet rooskleurig is, en zienderogen verslechtert, lijkt wel duidelijk.

Beleid van regeringen zou gericht moeten zijn op het nemen van maatregelen, die deze rampzalige ontwikkelingen omkeren. De voornaamste maatregel die men echter heeft genomen, is de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen overdragen aan 'Europa': lokale overheden die iets willen doen, worden door Brussel teruggefloten (het was dus 'een maatregel die het nemen van maatregelen onmogelijk maakt' - de moeder van alle maatregelen). De crisis, het groeiende besef dat Europa niet de oplossing is, maar eerder het probleem, het  feit dat politici ieder signaal vanuit de bevolking straal negeren, het draagt allemaal bij tot een gespannen sfeer. En juist in die sfeer menen politieke partijen uit electorale overwegingen een knieval te moeten doen voor de conservatieve islam. Juist in die sfeer zoeken conservatieve moslims en hun sympathisanten meer en meer de weg van de confrontatie. Zoiets kan slechts uitlopen op een complete maatschappelijke catastrofe.

Zo'n tien jaar gelden werden voorspellingen gedaan dat grootschalige veldslagen tussen politie en allochtone jongeren een regelmatig terugkerend verschijnsel zouden worden. Inmiddels is het zover. Momenteel wordt gewaarschuwd voor rechts-populistische opstanden en massaal verzet vanuit de autochtone gemeenschap, niet alleen door een overactieve politicus als Neil Farrage, maar ook door een bedaagde kamergeleerde als de filosoof John Gray. Op den duur zal dit beleid alleen via grootschalige repressie en het censureren van afwijkende meningen in stand worden gehouden, en je ziet hoe de eerste contouren van die repressie zich aftekenen.

zondag 16 juni 2013

De Lange van Antwerpen




De Rode Duivels hebben zich dus geplaatst voor het WK Voetbal in Brazilië. Dat heeft in het land al geleid tot een soort gekte die tot voor kort aan de Hollanders leek voorbehouden. Oranjegekte werd het verschijnsel genoemd. In Nederland is echter sprake van pure gekte, in België hebben de Duivelse toestanden een politieke achtergrond. De Rode Duivels moeten het land bijeen houden. Het is echter de vraag of Duivels succes daarbij een rol kan spelen. Sportieve successen zijn namelijk moeilijk politiek te recupereren, en  het effect is beperkt in de tijd. Toen Frankrijk in 1998 met een etnisch zeer diverse selectie wereldkampioen werd, geloofden sommigen dat het land aan de vooravond stond van een glanzende multiculturele toekomst. In werkelijkheid stond het land aan de vooravond van een niet-aflatende stroom rassenrellen, en bij de eerstvolgende presidentsverkiezingen haalde de linkse kandidaat Jospin niet eens de tweede ronde. Of België blijft voortbestaan of uiteenvalt, hangt niet af van de Rode Duivels.

De Belgische WK-historie is niet veel soeps. Iedereen kent wel de legendarische overwinning op de Sovjet-Unie in 1986, maar die bloedhete Mexicaanse nacht is een zeldzaam hoogtepunt in de Duivelse geschiedenis. Toch is er een Belg, en nog wel een Vlaming, wiens naam voor eeuwig met hoofdletters zal worden geschreven in de geschiedenis van 's werelds belangrijkste voetbaltoernooi. Zijn naam is John ('Jean') Langenus en hij floot de allereerste finale van het WK-Voetbal, tussen de nationale selecties van Uruguay en Argentinië, op 30 juli 1930 in het Estadio del Centenario van Montevideo.

Coupe Jules Rimet
Langenus werd geboren op 8 december 1891, in Berchem. Zijn ouders noemden hem John, maar hij werd door iedereen Jean genoemd. Hij was een zeer kleurrijke figuur en tevens de schrijver van een drietal literaire werkjes, waarvan er één, het autobiografische Fluitend de Wereld rond, in diverse talen werd vertaald. Dankzij zijn boomlange gestalte en zijn gewoonte om in alle weersomstandigheden wedstrijden te leiden in tweedjasje en plus-four, was Langenus ook een zeer opvallende verschijning, de Lange Wapper uit Antwerpen. Hij had een natuurlijk overwicht op de spelers en genoot in de jaren twintig en dertig een ware sterrenstatus. Voetbalhistorici noemen hem vaak in één adem met andere legendarische scheidsrechters als de Italiaan Luigi Collina of de Brit Jack Taylor. Opvallend was dat hij de eerste keer voor het scheidsrechtersexamen zakte. De vraag luidde wat de scheidsrechter moest doen indien de bal een laagvliegend vliegtuig raakte. Dat wist Jean niet.

Het WK voetbal was een oorspronkelijk idee van de Fransman Jules Rimet, en dus leek het logisch dat het eerste toernooi in Frankrijk zou worden verspeeld. Naast Frankrijk stelde zich echter ook Uruguay kandidaat. Het land in 1930 de 100-jarige onafhankelijkheid en had twee keer achtereen het voetbaltoernooi van de Olympische spelen gewonnen, tot op dat moment de hoogste eer in het internationale voetbal. De FIFA wees daarom de organisatie toe aan de Zuid-Amerikanen; in ruil daarvoor werd de officiële wereldbeker vernoemd naar Jules Rimet (1) en werd afgesproken dat Frankrijk het tweede WK zou organiseren, in 1934. 

In Uruguay waren de tweedjasjes en plus-fours van Lange Jean geen overbodige luxe; het toernooi werd namelijk gespeeld in de Zuid-Amerikaanse winter en tijdens de meeste wedstrijden was het guur en winderig. Tijdens de wedstrijd Frankrijk - Mexico viel er sneeuw. Kwalificatiewedstrijden hoefden er in die tijd nog niet worden gespeeld: men werd voor het toernooi uitgenodigd, en niet iedereen gaf aan de uitnodiging gehoor. Een reis naar Zuid-Amerika was een hele onderneming en het organisatiecomité wist slechts vier Europese ploegen over te halen om de overtocht te maken. Eén daarvan was België: de Duivels verloren beide wedstrijden, met 3-0 van de Verenigde Staten en met 1-0 van Paraguay. Het was vanaf het eerste moment duidelijk dat het toernooi zou worden gedomineerd door de Zuid-Amerikaanse ploegen: zij hadden zich goed voorbereid, terwijl de Europese landen met een soort noodselecties aantraden, niet iedereen was namelijk bereid (of in staat) om vakantie op te nemen teneinde in Zuid-Amerika een paar wedstrijdjes te gaan spelen. De krachtsverschillen waren overigens erg groot: de beide Halve Finales (Uruguay - Joegoslavië en Argentinië - VS) eindigden in 6-1. 

Naar verwachting plaatsten Uruguay en Argentinië zich voor de finale. Twee jaar eerder, hadden beide landen in Amsterdam de Olympische Finale  gespeeld; Uruguay had die wedstrijd met 2-1 gewonnen en was ook nu (mede dankzij het thuisvoordeel) de grote favoriet. De Argentijnen waren van mening dat slechts één scheidsrechter in aanmerking kwam voor de finale: die lange uit Antwerpen. Hij was volgens de Argentijnen de enige die bestand zou zijn tegen de druk van fluiten voor een krankzinnig publiek van zo'n 80.000 Uruguayanen. De Argentijnen waren onder de indruk geraakt van Langenus tijdens de groepswedstrijd tegen Chili. Na een overtreding op de Chileen Torres ontstond er een opstootje waarbij iedereen - spelers, trainers en verzorgers - betrokken raakte. Langenus kwam tot de conclusie dat hij iedereen zou moeten wegsturen, maar dat leek amper een optie. Hij besloot daarom rustig af te wachten tot de gemoederen waren bedaard en vroeg toen beide aanvoerders wat ze wilden doen: ermee kappen of doorspelen alsof er niets was gebeurd. Beide ploegen kozen voor het laatste. Een voortreffelijke scheidsrechter, concludeerden de Argentijnen.

De FIFA was het met de Argentijnen eens en ook de Uruguayaanse bond ging akkoord (in die dagen werd over zulke kwesties nog onderhandeld): Langenus moest fluiten. Alleen wist niemand waar hij was. Uiteindelijk wist iemand hem te traceren: Langenus had gehoord dat Buenos Aires een mooie stad was en had daarom van de gelegenheid gebruik gemaakt voor een toeristisch uitstapje. De Belg beloofde te komen en maakte de oversteek op één van de tien boten die naar schatting 15.000 Argentijnse supporters via de Rio de la Plata naar Montevideo brachten. De sfeer in de baai was hallucinant, met de Argentijnse supporters die massaal de oorlogskreet "Victoria o Muerte" scandeerden. Het mistte boven de baai, en verschillende boten verdwaalden in de mist. Gelukkig zat de Lange op een van de goede schepen.

De Argentijnse bal ...
Ook voor het begin van de wedstrijd moest nog een compromis worden gesloten. Beide ploegen hadden hun eigen bal meegebracht en wilden het niet laten toekomen op een toss. Langenus stelde toen voor om in de eerste helft de Argentijnse en in de tweede helft de Uruguayaanse bal te gebruiken. Zo geschiedde. In het stadion was de sfeer zo mogelijk nog angstaanjagender dan in de Baai van La Plata. Officieel wilde men uit veiligheidsoverwegingen slechts 68.000 toeschouwers toelaten, maar naar schatting 93.000 toeschouwers vonden hun weg naar de tribunes. Duizenden anderen wachtten buiten de poorten op een kans om naar binnen te glippen. In en om het stadion weerklonken strijdkreten. Victoria o muerte. Winnen of sterven. Uruguay kwam snel op voorsprong, maar bij de rust leidde Argentinië met 2-1. De finale was een clash tussen twee voetbalstijlen: de Argentijnen waren technisch beter, de Uruguayanen tactisch  en fysiek sterker. Uiteindelijk gaf de fysieke kracht de doorslag. Uruguay kwam op gelijke hoogte en drukte in de slotfase door tot 4-2. 

.. en de Uruguayaanse
Langenus haastte zich na het laatste fluitsignaal naar de uitgang. Tijd om zich om te kleden had hij niet: hij nam zijn gereedstaande koffers en sprong in de taxi die op hem wachtte buiten het stadium. Het schip dat hem naar Europa zou brengen, vertrok één uur na afloop van de wedstrijd. Als hij het schip zou missen, zou hij een week in Montevideo moeten blijven. Normaal gesproken zou er geen probleem zijn geweest, er was voldoende tijd om in de haven te geraken, maar door de grote drukte in de straten was er geen doorkomen aan. Langenus arriveerde veel te laat op de kade, maar had geluk: zijn schip was nog niet vertrokken. Het mistte weer eens boven de Rio de la Plata. 


Noot: 


(1) De Coupe Jules Rimet werd in 1970 definitief eigendom van de Braziliaanse Voetbalbond. Er was namelijk afgesproken dat een land dat de wisselbeker drie keer zou winnen, deze zou mogen behouden. Sindsdien wordt gespeeld om een nieuwe beker, ontworpen door de Italian Silvio Gazzaniga en vervaardigd door Bertoni in Milaan. De officië naam is FIFA World Cup Trophy.

woensdag 12 juni 2013

Het Succesverhaal van een Zwangere Maagd




Een kennis van me heeft jarenlang gewerkt als rechercheur. Geen prettig beroep, maar hij weet er boeiend over te vertellen. Volgens hem weet iedere speurder dat het moeilijk is om losse verklaringen op waarheid te onderzoeken. Veel beter kun je daarom verschillende verklaringen naast elkaar leggen, en letten op tegenstrijdigheden. Als twee verklaringen elkaar tegenspreken, weet je dat althans één van de twee getuigen onwaarheid heeft gesproken. 

De afgelopen week leverde een aardige illustratie van deze wijsheid. Terwijl Madame Kherbache rondbazuinde dat de integratie in de afgelopen dertig jaar compleet was mislukt, kwam Ome Jozef ons vertellen dat de migratie een succesverhaal was. Ze leken het nochtans over dezelfde verschijnselen te hebben. Hoe kan de migratie nu een succesverhaal zijn als de integratie is mislukt? Om uit te groeien tot een succesverhaal, lijkt het slagen van de integratie voor dat hele migratieverhaal immers een voorwaarde. Zoals mijn kennis zou zeggen: Als de één niet liegt, doet de ander op zijn minst de waarheid geweld aan. 

Het zou interessant zijn om te vernemen wat het migratieverhaal zo succesvol maakt. Jozef is op dat punt een beetje vaag. Hij mompelt iets over huizenprijzen en de grote vraag naar woningen, maar wat hij er precies over kwijt wil, is niet duidelijk. Vernamen wij trouwens enkele dagen geleden niet uit de mond van Bleri Lleshi dat de huisvestingsproblemen in Brussel gigantisch zijn? Het valt op dat Jozef het steeds over een 'verhaal' heeft: is dat misschien de oplossing? De migratie is mislukt, maar het migratieverhaal is een succes, een succesverhaal. Op die manier zou je ook kunnen volhouden dat de huisvesting rampzalig is, maar het huisvestingsverhaal een succes zonder weerga. 

Maar nee, zo eenvoudig is het niet. Jozef zegt dat hij zich mateloos ergert aan het feit dat men het altijd heeft over de kosten van immigratie en nooit over de opbrengsten. Tja, als ik het wel heb worden die tegen elkaar afgewogen, en dan blijkt de balans naar de negatieve kant door te slaan. De Nederlandse onderzoeker Pieter Lakeman, een man die nooit een blad voor de mond neemt, berekende in 1999 dat de immigratie aan Nederland zo'n slordige 70 miljard (!) gulden had gekost. Ik weet het, Pieter had het over Nederland en Jozef over België, maar de immigratie is in beide landen mislukt, vraag dat maar aan Yasmine Kherbache. Het antwoord van de politiek op het rapport van Lakeman was een diep stilzwijgen. Alleen Pim zei iets, maar die werd verketterd en vervolgens het zwijgen opgelegd. 

Alle onderzoeken die sindsdien zijn verricht, wijzen dezelfde kant uit: de kosten zijn enorm, de resultaten voor de samenleving rampzalig. Volgens een onderzoek uit 2010, uitgevoerd door het onderzoeksbureau Nyfer kost de immigratie Nederland jaarlijks 7,2 miljard euro. Als men politici met die resultaten confronteert, zeggen ze dat de waarde van mensen niet in cijfers kan worden uitgedrukt. Nee, maar waarom wel praten over de baten als de kosten niet in rekening worden gebracht? Op die manier is het natuurlijk niet moeilijk om de balans naar de positieve zijde te laten doorslaan.

De enige maatregel die men in al die jaren heeft getroffen, is de bevoegdheden voor kwesties rond immigratie overbrengen naar Brussel, zodat het nemen van maatregelen door lokale overheden de facto onmogelijk wordt. Uiteindelijk valt deze toestand alleen via repressie te handhaven. We zullen uitkomen bij een situatie waarin het ter sprake brengen van deze problemen zal worden gezien als een uiting van racisme (en dus strafbaar worden gesteld). In dat proces is Jozef een nuttige idioot die met het wetboek in de hand de bevelen uitvoert. De balans is positief, spreek me niet tegen.

Wat willen mensen als Jozef De Witte ons nu eigenlijk op de mouw spelden? En meer nog: Geloven zij die verhaaltjes zelf? Bij zo iemand als Jozef ben ik geneigd die vraag met 'ja' te beantwoorden. Hij noemt zich wel De Witte, maar is natuurlijk in werkelijkheid een Rooie. Men heeft hem ooit wijsgemaakt dat de Internationale alle mensen geluk brengt; Jozef geloofde dat, en is dat blijven geloven, alle bewijzen van het tegendeel ten spijt. Hij is niet voor niets vernoemd naar de grootste sukkel uit de geschiedenis, een man die zich een zwangere maagd liet aansmeren. 


Pieter Lakeman, Binnen zonder Kloppen, Uitgeverij Meulenhof, 1999 

Het boek is ook beschikbaar als pdf : 

Voor een pittig gekruide bespreking zie: